Onze visjuwelier deed tijdens mijn vorige bezoek een miniatuurversie van het tijdschrift Delicious in het plastic tasje, waarin onder meer een recept stond voor bouillabaisse, Zuid-Franse vissoep. Dat leek me wel wat: zaterdag naar de markt voor vis, thuis aan de slag in de keuken met een glas wijn binnen handbereik en uiteindelijk die soep eten met een groot stuk stokbrood om erin te dopen. Leven als Herman den Blijker in Frankrijk, die de soep graag mag eten in een jachthaven in Marseille, terwijl de zon weerkaatst van zijn kale gebruinde schedel en smetteloze koksbuis, zie ik altijd in de programma’s van hem.
Nu betrekken wij onze vis niet aan de
Franse Côte d’Azur en meestal ook niet bij voornoemde visjuwelier, maar doorgaans op de markt bij de Spakenburgse vishandel. De jongen in de kraam keek of hij water zag branden toen we om vongole vroegen.
Dus kochten we vis die wél voorhanden was en maakte we onze eigen versie. En dat is toevallig precies wat de makers van de oerversie ook deden, vond ik ’s avonds al googelend uit: het was ooit een ratjetoe van vissen, vaak beschadigde exemplaren, die die dag niet waren verkocht op de markt, bereid en gegeten door de allerarmsten. Vermoedelijk om optimaal van de vis te profiteren, aten die sloebers de bouillon als voorgerecht, gegoten over stukjes stokbrood, en bewaarde men de gekookte vis als hoofdgerecht.Pas later eigenden de chique restaurants zich het gerecht toe, die het exclusief
en peperduur maakten door alleen de duurste vissoorten te gebruiken. In de jaren 80 van de vorige eeuw bepaalde een select groepje restaurateurs uit Marseille dat de naam bouillabaisse alleen gebruikt mag worden als het gerecht de volgende zes (dure) vissoorten bevat: schorpioenvis, rode poon, pieterman, zeeduivel, konger- of zeepaling en zonnevis.
Die moesten dan volgens de traditionele bereiding apart en in zijn geheel worden geserveerd, zodat de gast kon zien wat hij at. Gelukkig trekt verder zich niemand hier wat van aan en kun je overal in Frankrijk en ver daarbuiten allerlei soorten vissoep eten onder de naam bouillabaisse. J. en ik maakten de soep naar eigen goeddunken en noemden hem gewoon ook bouillabaisse, of het nu mag of niet. Bouillabaisse, bouillabaisse, bouillabaisse.
3 ons zalmfilet, in stukken
3 ons heilbot, in stukken
600 gram kabeljauw, in stukken
2 kg mosselen
2 pastinaken, in blokjes
1 winterwortel, in blokjes
1 venkelknol, in niet te kleine stukjes
halve knolselderij, in blokjes
1 ui, gesnipperd
3 teentjes knoflook, fijngehakt
3 bosuitjes, in ringetjes
1 pakje gezeefde tomaten
1 blikje tomatenpuree
2 a 3 dl. witte wijn
1 pot visfond
2 el tijm
3 el verse rozemarijn, fijngehakt
olijfolie
peper en zout
eventueel scheutje Noilly Prat (vermouth met anijsachtige smaak).
Fruit de ui en knoflook in een grote soeppan, fruit de groenten even mee.
Voeg de vis toe, de fond, de gezeefde tomaten, de tomatenpuree, de wijn en de kruiden. Laat een minuut of 10 stoven.
Spoel de mosselen goed schoon, gooi kapotte weg en ook de exemplaren die open blijven staan, ook na een tik op het aanrecht. Kook ze in ongeveer driekwart liter water in een paar minuten gaar. Als alle mosselen openstaan, zijn ze gaar. Haal ze uit de schaal en voeg toe aan de soep, met het vocht.
Maak de soep op smaak met zout en peper en evt. een scheutje Noilly Prat, als je dat in huis hebt. Schep in diepe borden en garneer met bosui. Serveer met stokbrood.